Het overleg van de laatste maanden heeft erg veel inzicht gegeven in het ‘waarom’ van de eisen van landbouw- en milieuorganisaties.

Wat staat er in het voorstel voor het mestactieplan van landbouw- en milieuorganisaties?

Het overleg van de laatste maanden heeft erg veel inzicht gegeven in het ‘waarom’ van de eisen van landbouw- en milieuorganisaties.

Bond Beter Leefmilieu, Natuurpunt en de West-Vlaamse Milieufederatie sloten op 7 maart met de landbouworganisaties een princiepsakkoord over een nieuw mestactieplan. Het akkoord is onder voorbehoud, de Europese Commissie moet eerst nog aftoetsen of de voorstellen de waterkwaliteit voldoende zullen verbeteren. Die uitdaging is immers gigantisch. Toch werd vorige week een belangrijke eerste stap gezet.

In november 2022 kregen landbouw- en natuurorganisaties de vraag van minister van omgeving Demir om in overleg tot een mestbeleid te komen. Doel van het plan? Niet meer dan 50 mg nitraat per liter in onze waterlopen (Nitraatrichtlijn) en volledig propere beken en rivieren tegen 2027 (Kaderrichtlijn Water) wat betreft het aandeel van de landbouwsector. Dat is een uitdaging: meer dan 20% van de meetpunten overschreed de laatste jaren de nitraatdrempel, en slechts 1 van de 195 waterlopen is momenteel in goede kwaliteit.

Bond Beter Leefmilieu, Natuurpunt en de West-Vlaamse Milieufederatie namen de handschoen op om samen met Boerenbond, ABS, Groene Kring, BioForum en VAC tot een voorstel voor een nieuw mestbeleid te komen. Na maanden intensief onderhandelen ligt er nu een princiepsakkoord dat, onder voorbehoud van groen licht van de Europese Commissie, als basis voor het nieuwe mestbeleid kan dienen. 

Let wel, het volledige voorstel ligt nog niet kant en klaar op tafel. De landbouw- en natuurorganisaties zullen het akkoord verder concretiseren via een opvolgorgaan. 

Wat staat er in het plan?

Van 4J naar 6J

Momenteel staan in het mestbeleid 4 J’s centraal (juiste mest, juist tijdstip, juiste dosis en juiste technieken), dit akkoord zet er 2 J’s bij.

  • Juiste mest: dit akkoord wil de bodem beschermen en versterken. Hiervoor is een daling van kunstmest aan de orde. We stimuleren het gebruik van compost, om het koolstofgehalte van de bodem geleidelijk te verhogen.

  • Juiste tijdstip: door op een fout tijdstip te bemesten, kan de bemesting onvoldoende door de plant worden opgenomen waardoor het teveel aan voedingsstoffen in de bodem blijft zitten of wegspoelt naar de waterlopen. Bemesten op het moment dat een gewas niet optimaal voeding opneemt, houdt dus een risico in. Om dit te controleren, moet vanaf 30 juni mest steeds uitgereden worden met melding van locatie en tijdstip. Daarnaast wordt de uitrijperiode voor mest voor teelten die het risico hebben om veel voeding in de bodem te laten (zoals aardappelen en maïs), verlaat van 15 februari naar 15 maart.
  • Juiste dosis: meer bemesten dan de plant kan opnemen, is misschien het meest gekende probleem. Voor de gebieden waar de waterkwaliteit (voor mest) momenteel niet in orde is, moet er een daling tot 30% minder stikstof op het land doorgevoerd worden. Voor teelten die risico hebben om veel nitraat in de bodem achter te laten (zoals aardappelen) zijn de regels strenger dan voor de eerder ‘veilige’ teelten (zoals granen of suikerbieten).
    Gebieden met een groter probleem worden ook strenger aangepakt dan gebieden waar het beter gaat. Het toepassen van de juiste technieken per teelt kan de boer(in) echter meer mest opbrengen.
  • Juiste technieken: nog te veel wordt kunstmest te breed uitgestrooid, of gebeurt bijmesten te ver van de plant. Daarnaast moet voor het vermijden van uitstoot van ammoniak de mest zo snel mogelijk ondergewerkt worden. Maar dat is dan weer niet goed voor het bodemleven in graslanden. Daarom wordt het diep onderwerken in de meest kwetsbare graslanden verboden.
  • Juiste plaats: In het voorliggende landbouwbeleid (GLB) zijn er 3 verschillende bufferzones opgenomen: 5 meter bemestingsvrij, 3 meter pesticidevrij en 1 meter teeltvrij van de waterloop. Dat zijn alle waterlichamen, rivieren, meren, kanalen én grachten die opgenomen zijn in de Vlaamse Hydrografische Atlas. Dit valt in de praktijk haast niet te controleren. Ook de situatie (groei van de gewassen) op het terrein toont aan dat de regel zijn doel grotendeels mist. Al lang is de milieubeweging daarom vragende partij voor uniforme bufferzones.
    In het principeakkoord is dit het geval: 3 meter voor de gebieden waar de waterkwaliteit redelijk goed is maar de norm nog niet haalt. In de gebieden waar de waterkwaliteit slecht is, geldt een uniforme buffer van 3 meter voor niet-nitraatgevoelige teelten zoals tarwe. Voor de nitraatgevoelige teelten zoals aardappelen en heel wat andere groenten, gelden er bufferstroken van 5 meter.
  • Juiste teelt en teeltrotatie: via de begeleiding en sturing van keuzes via strengere bemestingsnormen, moet de landbouwer gestimuleerd worden om in de keuzes over zijn teeltplan en teeltrotatie risico’s op de omgeving mee te nemen. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in een ruimere rotatie voor aardappelen, die afgewisseld kunnen worden met gewassen die meer rust aan de bodem geven.

Boer(inn)en begeleiden

Er komt een evaluatiesysteem waarbij boeren die een overschrijding hebben van de toegelaten hoeveelheid restvoeding in de bodem, sterk begeleid worden door een gecertificeerd adviesbureau naar de juiste bemesting. De kost en beloning daarvan hangt af van de vooruitgang die de landbouwer boekt. Alle adviesbureaus moeten in de toekomst een certificaat hebben om hun kennis aan te tonen en de adviezen moeten makkelijk te consulteren zijn. Belangrijk hierbij is dat bemestingsadviezen gegeven moeten worden volgens het economisch-ecologisch optimum, niet volgens de maximale teeltgroei.

Ook de rol van de groente- en aardappelverwerkers wordt tegen het licht gehouden. De kwaliteitseisen die ze stellen voor het afnemen van de producten lijken niet steeds overeen te komen met wat de omgeving aan kan. Daarom worden de lastenboeken doorgelicht op milieukundige haalbaarheid en wordt er een regelgeving opgemaakt waarbij de ketenpartners geen maatregelen kunnen opleggen die tegen de geldende regelgeving in gaan.

De aanpak voor kwetsbare gebieden

Gebieden waar de waterkwaliteit slecht is of die nood hebben aan extra bescherming, krijgen specifieke regels. In gebiedscoalities zullen verschillende stakeholders met elkaar een actieplan op maat uitwerken om propere waterlopen te halen tegen ten laatste 2027.

Het gaat dan over:

  • Verbod op bemesting in het VEN met uitsluiting van huiskavels, en in de groene bestemmingen van het SBZ-H 
  • Oeverzones 
  • Ecologisch (zeer) kwetsbare waterlopen
  • Waterwin- en aandachtsgebieden

Mestverwerking en -bewerking

De meeste mestverwerkingsinstallaties staan in gebieden met een (zeer) slechte waterkwaliteit. Aangezien er heel wat blijft mislopen met een aantal installaties, wordt de controle in MAP7 verstrengd. Naast het traject van de mest, wordt ook de hoeveelheid en later ook de samenstelling van de mest strikter opgevolgd. Er wordt ook gesteld dat de mestverwerking enkel bedoeld is voor de verwerking van meststromen uit de regio. 

De link met aansluitend beleid

Verder wijst het plan ook op de nood om aanpalend beleid dringend aan te pakken. Zo werd in De Grote Stroomversnelling, een addendum van de Stroomgebiedbeheerplannen die ons waterbeleid bepalen, besloten om een robuust juridisch kader uit te werken voor erosiebeleid. Landbouwers zijn nu verplicht om alle maatregelen tegen erosie te registreren. Dit moest in MAP6 enkel op de meest erosiegevoelige percelen, waardoor handhaving erg moeilijk was.

De daling van de veestapel is een belangrijke maatregel, die de Vlaamse mesthoop bij de bron aanpakt, maar ook een positieve impact zal hebben op andere milieuproblemen. Het voorgestelde akkoord gaat daarom expliciet uit van die daling, zoals voorzien in het stikstofakkoord. Deze daling is reeds in gang gezet door te sturen op het aantal nutriëntenemissierechten (NERs, rechten die bepalen hoeveel landbouwdieren een bedrijf kan houden). Ook de sterke emissiereductiedoelstellingen per bedrijf en de opkoopregeling van de varkenssector die vorige week goedgekeurd werd, zullen zorgen voor een daling.

Wat volgt?

Het princiepsakkoord van de landbouw- en natuurorganisaties gaat nu naar de Europese Commissie voor een essentiële toetsing (‘Halen we hiermee de gestelde doelen?’) en wordt dan, eventueel met aanvullingen, opgenomen in een Mestdecreet. De geplande startdatum van dit nieuwe MAP7 is 1 januari 2024. De onderhandelingsgroep van landbouworganisaties en natuur- en milieuverenigingen zullen de input van de Europese Commissie samen opnemen en verwerken in het plan.

Het overleg van de laatste maanden heeft sowieso erg veel inzicht gegeven in het ‘waarom’ van de eisen van beide zijden. Deze dialoog willen we over de hele lijn vasthouden, waar de discussies over het mestbeleid vandaag ons ook brengen.

Landbouw

Meer over Landbouw