‘Versneld naar snelle procedures’

De Vlaamse overheid wil de aanleg van infrastructuurwerken en investeringsprojecten sneller laten verlopen. Zowel in de schoot van de Vlaamse regering als door een commissie van het Vlaams parlement wordt nagegaan hoe die versnelling kan worden gerealiseerd. Op een studiedag van de Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP), ACW, Bond Beter Leefmilieu en De Wakkere Burger werd hierover met een overvolle zaal van gedachten gewisseld en gedebatteerd.

Tijdens de studiedag bleek alvast dat zowel beleidsverantwoordelijken als middenveldorganisaties vragende partij zijn om in de conceptfase van een project meer openbaarheid en participatie te voorzien. Door in de vroege fase van de besluitvorming meer aandacht te besteden aan het onderzoek van alternatieven en hierover een open debat mogelijk te maken, kan een ruimer draagvlak ontstaan voor de gekozen oplossing. Zo kan de uitvoering van het project vlotter verlopen, omdat in die fase geen fundamentele discussies meer moeten worden gevoerd. Ook de Nederlandse commissie Elverding kwam tot deze conclusie.

Verder werd duidelijk dat de vertragingen van grote projecten zeer divers en complex zijn. En de oplossingen dus ook. Dit valt niet recht te zetten door snel-snel enkele termijnen aan te passen of een decreet te herzien. Er is ook behoefte aan een andere bestuurscultuur, een betere budgettaire planning, meer aandacht voor de inbedding van een project in zijn omgeving, meer samenwerking tussen administraties en beter projectmanagement.

En er is nood aan een overheid die zich laat leiden door het algemeen belang, eerder dan zich te laten opjagen door enkele particuliere belangen, die enkel snelsnel hun eigen project wensen gerealiseerd te zien. Vraag is of onze overheid aan deze criteria beantwoordt. De strapatsen in het kader van de ‘herziening’ van RSV1, laten alvast niet veel goeds vermoeden.

Tom De Saegher van het kabinet van minister-president Kris Peeters opende de studiedag. Als inleiding gaf hij een overzicht van de zes probleemvelden die door de expertencommissie Berx werden gedetecteerd: de politieke besluitvorming die vlotter kan, het belang van vroegtijdige participatie om tot een breder draagvlak te komen, beter projectmanagement, te stroeve formele procedures, vertragingen tijdens de werffase en de rechtsbescherming van de individuele burger versus het algemeen belang van infrastructuurprojecten. De kabinetsmedewerker gaf tevens een overzicht van mogelijke oplossingsrichtingen uit het regeerakkoord en diverse beleidsbrieven: meer werken mogelijk maken zonder een voorafgaand ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), het bijsturen van de MER-regelgeving (waarvoor minister Schauvliege een werkgroep opstartte), het uitwerken van een infrastructuurdecreet, aanpassen van de onteigeningwetgeving en het aanstellen van een projectcoördinator bij grote werken. Tom De Saegher benadrukte dat de voorstellen om procedures vlotter te laten lopen zowel toepasbaar moeten zijn op publieke infrastructuurwerken als op private investeringsprojecten.

 

Vervolgens schetste Diederik Bel, de secretaris van de Nederlandse commissie Elverding, de Nederlandse ervaringen. Deze commissie bracht de oorzaken van vertraging bij grote projecten in Nederland in kaart en formuleerde mogelijke oplossingen in het rapport ‘Sneller en beter’. Een eerste oorzaak van vertragingen is volgens deze commissie het gebrek aan bestuurlijke consistentie. Te vaak wordt er teruggekomen op eerder genomen beslissingen of worden politieke besluiten in de loop van de rit bijgestuurd. Een ander probleem is onvoldoende budgettaire ruimte: de overheid heeft de neiging om meer projecten te plannen dan er geld in de begroting is. Hierdoor lopen projecten vertraging op of verschuiven ze in de tijd. Verder is de wetgeving te complex en te sectoraal geworden. De juridische onduidelijkheid die daardoor ontstaat, moet uiteindelijk ingevuld worden door de rechter.

Eén van de belangrijkste oorzaken voor vertragingen is volgens de commissie Elverding de gebrekkige verkenningsfase. Vaak ontbreekt die gewoon of is deze voorbereidende fase van zeer beperkte kwaliteit, met weinig onderbouwing, een gebrekkige financiële inschatting en weinig of geen participatie. Hierdoor moeten in de planfase te veel alternatieven worden onderzocht, wat aanleiding geeft tot veel discussies, onduidelijke politieke besluitvorming en vertragingen. Dit euvel kan volgens de commissie opgevangen worden door te investeren in een brede verkenningsfase, waarbij vertrokken wordt vanuit een gebiedsgerichte benadering en niet vanuit een projectgerichte benadering. In die verkenningsfase moet een ruime participatie worden voorzien, zodat fundamentele discussies over nut en noodzaak van een project in deze voorbereidende fase worden beslecht. Indien deze verkenningsfase wordt afgerond met een helder politiek besluit, kan de planuitwerkingsfase beter en sneller verlopen, er moet dan immers nog maar één oplossing worden uitgewerkt.

Linda Boudry van het Kenniscentrum Vlaamse Steden presenteerde een rapport over publiek-publieke samenwerking. Dit onderzoek spitste zich toe op de realisatie van stadsontwikkelingsprojecten. Een probleem dat werd vastgesteld is het frequent wisselen van functies en personen binnen administraties, daardoor gaan informele afspraken, dossierkennis en ervaring verloren. Een ander probleem is de sterke sectorale opdeling van wetgeving en van administraties, waardoor het overzicht zoek raakt. De afstemming van de standpunten van de verschillende Vlaamse administraties komt zo bij de stad te liggen. De operatie ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ zorgde vooral voor een verdere fragmentering van de diensten, waardoor de bureaucratie voor geïntegreerde stadsprojecten toeneemt. En dus ook de vertraging.

Vervolgens gaven de vier initiatiefnemende organisaties hun visie, met aandacht voor duurzaamheid, kwalitatief ontwerp, rechtszekerheid en inspraak en participatie. Alle vier zijn we het erover eens dat inspraak nu te laat komt. De voorbereidende fase van grote projecten moet beter onderbouwd worden en meer participatief verlopen. Participatie is trouwens iets anders dan communicatie, waarbij dure adviesbureaus worden ingehuurd die met flitsende folders tegenstand moeten ‘wegmasseren’. Lokale betrokkenheid moet gekanaliseerd worden door te starten met een open einde en in dialoog te zoeken naar de beste oplossing, aansluitend bij de omgeving. Infrastructuurwerken worden nu te veel aanzien als losstaande projecten en te weinig ingebed in een ruimere ontwikkelingsvisie. Bij grote projecten moet gezocht worden naar lokale meerwaarden, zodat ze ook een winst betekenen voor het lokale niveau. Dat kan alleen maar lukken met een breed maatschappelijk debat in de beginfase. Dit debat is meer dan een debat tussen belangengroepen, ook de zwakkere groepen in de samenleving moeten betrokken worden. Zo kan versnelling ook effectief leiden tot verbetering van de besluitvorming. Dit vraagt hoe dan ook om een vorm van regulering en niet enkel om deregulering.

In het afsluitende debat reageerden Johan Sauwens (CD&V), voorzitter van de commissie ad hoc in het Vlaams parlement, samen met Tom De Saegher en Diederik Bel op de standpunten van de verenigingen en vragen uit de zaal. Ook tijdens dit debat bleek er overeenstemming te zijn over de nood om in de conceptfase van een project meer openbaarheid en participatie te voorzien. Door in de vroege fase van de besluitvorming meer aandacht te besteden aan het onderzoek van alternatieven en hierover een open debat mogelijk te maken, kan een ruimer draagvlak ontstaan voor de gekozen oplossing. Zo kan de uitvoering van het project vlotter verlopen, omdat in die fase geen fundamentele discussies meer moeten worden gevoerd. Wel is er discussie over de vraag of dit dan moet ‘gecompenseerd’ worden door het openbaar onderzoek in de formele planfase in te perken of zelfs af te schaffen. Daarnaast vindt iedereen dat de sectorale administraties beter moeten samenwerken. “Er zijn nu te veel specialisten en te weinig generalisten in de administratie” besloot Johan Sauwens.