CC Vivianne Lemay

Het moment van de waarheid voor ISVAG en de integriteit van het Vlaamse milieubeleid

CC Vivianne Lemay

De vergunningsprocedure voor de nieuwe verbrandingsoven van ISVAG raakt het beleid op vlak van klimaat, hernieuwbare energie en circulaire economie in het hart. De belangen zijn groot, en daarom ook de pogingen om de vergunning te laten goedkeuren. Dit relaas schetst de laatste stand van zaken, wat er op het spel staat en wat er moet gebeuren. 

Wat voorafging

Twee maand geleden schreven we over de negatieve adviezen van zowel het Vlaams Energieagentschap (VEA) als Ovam omtrent de bouwplannen van ISVAG voor een nieuwe afvalverbrandingsoven in Wilrijk. We stelden toen vast dat minister Demir een open doelkans aangeboden werd om de vergunning te weigeren, aangezien ze met gerust gemoed de belangrijkste relevante administraties kon volgen. 

Bovendien zou de bouw van deze verbrandingsoven de Vlaamse klimaat- en afvaldoelstellingen volstrekt onmogelijk maken. In het klimaat- en energieplan 2030 mikt de Vlaamse regering op een CO2-reductie van 300.000 ton tegen 2030, wat overeenkomt met een daling van 25% aan verbrandingscapaciteit. Dat staat haaks op de uitgebreide verbrandingscapaciteit die ISVAG voor ogen heeft. Een weigering zou dus een win-win voor minister Demir betekenen.

Op 5 mei kwam de Gewestelijke Omgevingsvergunningscommissie (GOVC) bijeen om een overkoepelend advies te geven aan de minister. Op basis van de negatieve adviezen van het VEA en Ovam stelde de GOVC unaniem voor om de vergunningsaanvraag van ISVAG te weigeren. Gazet van Antwerpen publiceerde dit negatieve advies online.

Vreemde plotwending

Maar op 22 mei verstuurt het VEA plots een nieuw advies over dit dossier naar het omgevingsloket. Dat nieuwe advies verschijnt dus zeventien dagen nadat het VEA in een eerdere vergadering van de GOVC en in overeenstemming met zijn eigen oude advies van 25 maart al tot een negatief besluit gekomen was. In dat nieuwe nieuwe advies heeft het VEA zijn kar volledig gekeerd: het is een gunstig advies geworden.

Hoe komt dit? In zijn oorspronkelijk advies van 25 maart heeft het VEA onder andere kritiek op de gebrekkige kosten-batenanalyse (KBA) van ISVAG. Ze is “summier en nietszeggend” en in strijd met het ministerieel besluit van 2015 over de regels bij het hanteren van dergelijke analyses. Dat komt grotendeels door de energiestudie uit 2018 waarnaar ISVAG in de KBA verwijst. Gelet op de alternatieven die door de marktbevraging van Stad Antwerpen in 2019 ontdekt zijn, is die energiestudie volstrekt verouderd. ISVAG hield daar om onbegrijpelijke redenen geen rekening mee.

In zijn nieuwste advies zegt het VEA dat het ontbreken van een goede KBA niet de aanleiding mag zijn om ISVAG negatief te adviseren. Het VEA schermt met het argument dat “het bij de invoering van deze regelgeving nooit de bedoeling is geweest om aan de initiële kwaliteit van [de KBA] een disproportioneel belang, als een soort veto, te koppelen.” Door dit plots gunstige advies heeft de voorzitter van GOVC besloten om het dossier te heropenen en opnieuw te behandelen op dinsdag 9/6.

De gaten in de redenering van het VEA

Het VEA stelt dus niet dat zijn eerdere kritiek onjuist is, maar er mag bij monde van Luc Peeters, nota bene secretaris-generaal van het VEA zelf, “niet te veel belang aan gehecht worden”. Als een overheidsadministratie zelf zegt dat een KBA geen aanleiding kan zijn om een vergunning te weigeren, dan muilkorft ze zichzelf. 

Het is bovendien een merkwaardige uitspraak, aangezien een kosten-batenanalyse wel degelijk een essentiële voorwaarde is voor een vergunning. Het omgevingsbesluit maakt een KBA verplicht, en het ministerieel besluit waarvan eerder sprake bepaalt de eisen waaraan de analyse moet voldoen. 

Die voorwaarden stellen dat het KBA het gebruik van restwarmte uit nabijgelegen industriële installaties als alternatief voor de voeding van een warmtenet moet onderzoeken. ISVAG heeft dat niet gedaan, zoals het VEA in zijn eerste advies bevestigt. Nochtans zijn die industriële restwarmtebronnen ruim voorradig, zoals de marktbevraging en argumenten in het advies van gemeente Aartselaar aantonen.

Kortom, als de KBA niet voldoet aan de bepalingen van het omgevingsbesluit en het ministerieel besluit, dan kan men geen rechtsgeldige vergunning afleveren. Daar mag het VEA zich niet zomaar bij neerleggen.

Nog meer gaten

Zoals we eerder al schreven heeft ISVAG een serieus probleem, omdat het energierendement zwaar onvoldoende is in vergelijking met warmte- of stoomlevering aan de industrie in het havengebied. Bovendien staat in het Vlaamse regeerakkoord duidelijk vermeld dat de resterende verbrandingscapaciteit het hoogst mogelijke energetische rendement en de laagst mogelijke uitstoot moet hebben. 

Het VEA bevestigt die kritiek in zijn eerste negatieve advies, door vast te stellen dat het voorgestelde project niet voldoet aan de richtsnoeren met betrekking tot de best beschikbare technieken (BBT) voor afvalverbranding (de zogenaamde BREF Reference Document on Best Available Techniques for Waste Incineration). Voldoen aan de eisen van deze BBT is nochtans een fundamentele voorwaarde om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Zoals de gemeente Aartselaar stelt, “is het duidelijk dat de ISVAG installatie – in het licht van de alternatieven met hoger energierendement beschreven in [de marktbevraging door VITO] – niet aan de gestelde BBT eisen voldoet.” In zijn nieuwe positieve advies stelt het VEA dat een KBA niet statisch is, maar dat ze kan evolueren. Deze cryptische formulering tart elke realiteitszin. De BBT-vereisten niet naleven kan immers niet rechtgezet worden door een update van de KBA op latere datum.

Wat levert het alternatief op?

Het relaas tot dusver klinkt abstract, dus laten we dit even concreet maken. Het hogere energierendement van de stoomalternatieven in de haven levert ruwweg 422 GWh stoomlevering per jaar op. De helft daarvan wordt als groene warmte beschouwd vanwege de organisch-biologische fracties in het afval. 

Die 211 GWh levert ruim tien keer meer groene warmte op dan de warmtenetten die voor 7,5 miljoen euro gesubsidieerd worden door het VEA en die slechts 20 GWh groene warmte zullen opleveren. Door onze afvalverwerking te verhuizen naar de haven, behalen we dus 10x meer groene warmte, en dit zonder subsidies. 

Op vlak van CO2-uitstoot zou 100.000 ton CO2-uitstoot vermeden worden, dat is evenveel als de uitstoot van 55.000 wagens. Houden we rekening met de werkelijke warmtelevering en een meer correcte uitstootfactor voor elektriciteit dan degene die ISVAG hanteert, dan lopen de vermeden emissies op tot 132.000 ton, evenveel als de CO2-uitstoot van 45.000 Antwerpse huishoudens.

Wat staat er op het spel?

Volgens het VEA mag er geen ‘disproportioneel belang’ gehecht worden aan zijn eigen adviezen. Nochtans zijn er zoals hierboven geschetst wettelijke verplichtingen bij de aflevering van een vergunning. Het is de verantwoordelijkheid van de relevante administraties om die verplichtingen en procedures correct op te volgen, na te leven en hierover te communiceren. 

Als hieraan verzaakt wordt, staat de integriteit van onafhankelijke advisering door administraties, en dus ook hun reputatie op het spel. Het is duidelijk dat met de demarche van het VEA de deur opengezet wordt om alsnog een positief advies binnen de GOVC te bekomen. Zo is het gemakkelijker voor de minister om toch een vergunning aan ISVAG toe te kennen. Ingaan tegen de administratie vereist immers een forse argumentatie van de betrokken minister. 

En die argumentatie is er niet. Deze oven zal zoals gezegd de afvalverbrandingscapaciteit in Vlaanderen vergroten met 30.000 ton. Tegen 2030 moet Vlaanderen echter een daling van 25% broeikasgasuitstoot realiseren in de afvalsector.

Ondertussen krijgen de drie kleinste ovens (Roeselare, IMOG Harelbeke en IVOO Oostende) in West-Vlaanderen subsidies om een warmtenet uit te bouwen via de subsidieoproep groene warmte. Zij gaan dus zeker niet meteen sluiten. Die kleinste ovens zijn nochtans de eerste kandidaten om te sluiten, gelet op de forse voorspelde daling aan afvalaanbod (door de selectieve inzameling van GFT) en hun lagere efficiëntie. 

Ook de twee verbrandingsovens waarvan de vergunning voor 2030 afloopt (Biostoom Oostende, dat recent nog subsidies voor een warmtenet kreeg, en IVAGO Gent) zullen om verschillende redenen niet meteen sluiten. De vraag is dan hoe we onze afval- en klimaatdoelstellingen zullen realiseren. Niemand weet het.

Stop de incoherentie en vermijd een nieuwe lock-in

Het beleid zet kruimels opzij voor initiatieven die inzetten op hergebruik van materialen, en ondersteunt een aantal goedbedoelende maar volkomen ontoereikende green deals rond circulaire aankopen en dergelijke. Ondertussen worden de bouwstenen klaargezet voor een stevige lock-in van afvalverbranding. 

Dit gebeurt in flagrante overtreding met onze beleidsdoelstellingen op vlak van afval en klimaat. Deze piste leidt ons bovendien steeds verder weg van een circulaire economie. Er zal inderdaad nog even brandbaar niet-recycleerbaar afval zijn. Maar de toekomst van dat afval ligt in de industriële hubs waar grondstoffen (op termijn) opnieuw in de keten gebracht worden. 

Dat een installatie zoals ISVAG in een Wilrijkse woonwijk zich kan inschakelen in de klimaat- en grondstoffentransitie is volstrekt uit de lucht gegrepen. ISVAG maakt zelf gewag van de mogelijkheid om een installatie voor koolstofopvang bij te bouwen. Maar veel beschikbare ruimte is er niet meer op de site. En belangrijker: ISVAG kan zich niet koppelen aan het geplande CO2-netwerk in de haven, waardoor het om een zeer dure, inefficiënte en omslachtige manier (met vrachtwagens) van CO2-opvang zou gaan. 

Afvalverbranding verankeren op de huidige ISVAG-site is een 20ste eeuwse en totaal voorbijgestreefde oplossing voor ons afvalprobleem. Een wijziging in het oordeel van de GOVC op dinsdag 9/6 zou daarom ongepast zijn. Er zijn immers geen nieuwe inhoudelijke elementen, en de bezwaren tegen het project blijven onverminderd geldig.

Afvalbeleid

Meer over Afvalbeleid